Op bezoek bij Mozes in Tsepelovo – een workshop beekeeping

 

img_20160509_125332Onze laatste dag in de Zagori, we nemen afscheid van Rita en Yiannis en hun mooie hotel Porfyron. Maar voor we dit prachtig stukje natuur verlaten, rijden we eerst nog richting het dorp Tsepelovo. Hier hebben we afgesproken met Mozes voor een workshop beekeeping. Deze oude ambacht gaat terug tot de Minoïsche tijd. Op Kreta werden er voorraadkruiken teruggevonden met sporen van honing en ze maakten ook mede, een gefermenteerde honingdrank. Dat de bij een belangrijke rol speelde bij de Minoërs kan men zien aan de afbeeldingen en sieraden in de vorm van een bijenhanger. Potnia, de Moedergodin werd ook de Zuivere Moederbij genoemd. Later liep deze cultus over in die van de Olympische goden. De priesteressen die Artemis vereerden werden bijen genoemd. Bij de Myceners vinden we dan weer de tholosgraven terug die de vorm van een bijenkorf hadden. Homeros vertelt ons dat de god Apollo zijn profetische gave kreeg van drie bijenmaagden die Thriae werden genoemd. Een afbeelding van deze Thriae werd teruggevonden op gouden plaketten op de archeologische site van Kamiros op Rhodos. Ook de priesteres van het orakel in Delphi wordt aanvankelijk de Delphische bij genoemd. Maar het is pas Aristoteles die de biologie van de bij gaat onderzoeken. En in zijn theorieën gebruikt hij het bijenvolk als metafoor voor de mensenmaatschappij. In de mythologie is er dan weer het verhaal van Aristaios en de bijen en op Kreta was Melisseus, de bijenman, de vader van de nimfen Adrasteia en Ida. Ook in de taal wordt er verwezen naar honing. Zo betekent de naam Merope ‘honinggezicht’ wat naar welsprekendheid verwees. Het Nieuwgriekse woord voor honing is nog steeds ‘meli’. De bij is dus al heel lang aanwezig in de geschiedenis van Griekenland.

dsc_0282dsc_0284We zijn laat en het is even zoeken voor we zijn huis vinden. Er zijn weinig mensen op straat, net als in de andere dorpen heerst een gevoel van verlatenheid. Opeens zie ik rechts van de weg een groot bord met een bij erop. Hier moet het zijn! En ja hoor, meteen komt er iemand naar ons toe. Omdat we niet weten waar parkeren met het kleine busje, helpt hij ons het hek binnenrijden. Een tweede man komt aangelopen, hij stelt zich voor als Mozes. ‘We waren op jullie aan het wachten!’ lacht hij. ‘Willen jullie eerst een koffie drinken?’ We stemmen in en nemen plaats op het balkonterras.Ik weet niet goed wat ons te wachten staat en of dit wel zal meevallen, ik word er een beetje zenuwachtig van. De twee mannen gaan binnen rommelen in de keuken, na enige tijd wordt ons gastvrij Griekse koffie geserveerd. We maken een praatje, het ijs geraakt stilaan gebroken. Mozes verdwijnt weer het huis in en geeft allerlei instructies in het Grieks aan z’n vriend. Er wordt een tafel naar buiten gebracht, een groot computerscherm verhuist ook naar buiten en kabels worden aangesloten. Ik kijk verbaasd naar het gebeuren. ‘Wat krijgen we nu?’ dacht ik. ‘Als jullie het goed vinden, zullen we jullie eerst wat uitleg geven over het complexe leven van de bijen,’ zegt Mozes, ‘mijn vriend hier zal voor jullie vertalen in het Engels want ik heb nog geen Engelse versie van mijn powerpoint.’ Bleek dat we eigenlijk z’n eerste buitenlandse publiek waren.

We kwamen te weten waar bijen zoal hun voedsel halen, hoe ze zich voortplanten en hoe de honing gemaakt en vergaard wordt. Dat er werkbijen zijn, slechts één koningin en mannetjes bijen, darren genaamd. Na elk stukje uitleg keek hij eerst naar z’n vriend als teken dat hij kon vertalen. De vriendelijke man had zich eveneens goed voorbereid. In zijn handen hield hij papieren waarop hij aantekeningen had gemaakt. Alle voorbereidingen ten spijt, kreeg hij zijn zenuwen niet de baas, ook al was dat helemaal nergens voor nodig. Hulpeloos zocht hij naar woorden die hij had opgezocht, kon ze niet vinden, streek nerveus met z’n handen door z’n lange, donkere grijswordende haren, wreef daarna herhaaldelijk over z’n benen, zat zodanig te wiebelen dat niet alleen z’n papieren de grond opvlogen, hij donderde bijna zelf van het krukje af. Ik kreeg medelijden met hem en probeerde hem te helpen door woorden aan te vullen. We bleven allemaal geduldig naar hem luisteren. Vervolgens liet Mozes hem de bijenkast, die naast hem op de grond stond, demonstreren. Ze werd opengedaan, we zagen de verschillende raten en we kregen uitleg over hoe de was er werd afgeschraapt en hoe ze daarna in een centrifuge geplaatst worden om de honing eruit te slingeren. Maar dit zou hij ons nog verder tonen in het atelier beneden. Nu was het tijd om een kijkje te gaan nemen bij de bijen.

Ze bestudeerden eerst beiden de hemel en analyseerden de wolken. Na enig overleg, leek het veilig genoeg om ons mee te nemen en de kasten te openen. ‘Afhankelijk van de weersomstandigheden worden bijen agressiever.’ maakt hij ons duidelijk. ‘Iemand allergisch voor bijen?’ We kijken elkaar aan. Niemand van ons werd eerder gestoken. ‘Wat gebeurt er als iemand allergisch reageert?’ ‘Oh,’ verklaart Mozes met gerust gemoed, ‘we hebben wat pilletjes.’ Zijn vriend die waarschijnlijk de ongerustheid in onze ogen ziet groeien, voegt eraan toe: ‘Het ziekenhuis is niet zo veraf.’ Ik vraag me af waar ik het idee vandaan heb gehaald om tussen een hele hoop bijenkasten te gaan staan waar zo’n honderden bijen moeten inzitten. Ik voel me niet erg op m’n gemak. Ook bij de anderen ontstaat wat commotie.

Mozes raadt ons aan om lange kledij aan te trekken, liefst ook geen felle kleuren te dragen en om geen geuren zoals deo of parfum te gebruiken, want daar komen de diertjes op af. We doen snel nog wat vestimentaire aanpassingen in de badkamer van Mozes en volgen de twee mannen dan naar het atelier beneden. Daar worden we allemaal voorzien van beschermende pakken en handschoenen. Zijn materiaal is nog helemaal nieuw. ‘Wie heeft het meeste schrik?’ ‘Ik!’ roep ik uit. Wat een geluk, het pak dat het meeste bescherming biedt, gaat naar mij. Het wordt een gestuntel om erin te geraken. Hilariteit alom. Het is niet meteen duidelijk wat waar hoort, maar na wat geworstel komen we allemaal tevoorschijn vanachter een hoed met wit gaas. Ik voel me net of ik in één of andere oude film beland ben. Ik had geen idee dat deze pakken nog steeds gebruikt werden. We waren nog niet klaar om te vertrekken want eerst moest de roker nog aangestoken worden. Met dit ijzeren potje kan je rook omheen de bijen blazen waardoor ze kalmer zijn wanneer de bijenkasten worden geopend. Ik hoopte maar dat die rook echt hielp.

Rondom de weide zat schrikdraad. Op het eerste zicht leek dit wat nutteloos, maar toen legde Mozes uit dat beren verzot zijn op honingraten en dit moet hen dus tegenhouden. Bijen of beren, het werd er niet minder spannend om. Maar mijn nieuwsgierigheid nam de overhand en ik ging een kijkje nemen. Mozes vroeg z’n vriend om rook te blazen, ons zei hij om vooral niet voor de kasten te gaan staan bij de opening, maar erachter. Hij opende de kast, haalde de zak met hun voeding ervan en nam een raat eruit die hij doorgaf. We zagen gele bolletjes aan hun lijfjes plakken, dit waren de pollen. ‘Wie vindt de koningin?’ Algauw werd de grootste bij gespot. Maar het mooiste wat we zagen, was de geboorte van een nieuwe bij. Beetje bij beetje duwde ze de waslaag weg van haar gaatje en kroop met haar kleine lijfje er uit. De bijen begonnen meer en meer te zwermen rondom ons, ik duwde mijn pak dicht tegen me aan, benauwd dat er een bij in zou vliegen om er dan niet meer uit te raken. Het bracht Mozes aan het lachen: ‘Je staat er als bevroren!’ Hij schoof de raat er weer in en sloot de kast. ‘Laten we teruggaan naar het atelier.’ Het is een vreemde ervaring om rondom jou enkel en alleen het gezoem van bijen te horen en verder niets.

Opgelucht – niemand was gestoken – kroop ik uit m’n pak. Nu kwam voor mij het leukste gedeelte: proeven van de honing. Na een korte uitleg over de werking van de verschillende apparaten, liet Mozes ons eerst de pollen proeven die hij uit de diepvries haalde. Hij waarschuwde ons dat de natuurlijke pollen een bittere smaak hebben en je ze daarom best vermengt bij je muesli. Ik proefde, de pollen smolten snel op mijn tong. Eigenlijk vond ik het best lekker, zelfs eerder zoet. Vervolgens liet hij ons twee soorten honing proeven, één gemaakt van pijnbomen en de andere van bloemen. Die van pijnbomen had een diepbruine kleur en had een heel scherpe smaak. Die van bloemen was heel wat zachter. Ik verkoos de honing van pijnbomen. Maar naast honing produceren bijen ook nog andere producten zoals propolis. Om dit te verkrijgen, verzamelen ze hars dat ze vervolgens gaan bewerken door te kauwen en speeksel toe te voegen. Het afgewerkte product heet dan propolis. De bijen zelf gebruiken het onder andere om hun nest te beschermen. Propolis heeft ook een sterke anti-bacteriële werking en er worden heel wat gezonde eigenschappen aan toegekend. Nog een ander product dat deze wondere diertjes produceren, is de koninginnenbrij. Dit is eigenlijk het voedsel waarmee de werkbijen de larven voeden waaruit een nieuwe koningin kan voortkomen. Ook hieraan worden erg krachtige eigenschappen toegekend. De was van de raten gebruikt Mozes dan weer om zeep, lippenbalsem en kaarsen van te maken.

Iedereen is enthousiast en wil lekkere honing mee naar huis. Potjes worden gevuld en als cadeautje krijgen we zeep. Daarnaast laat Mozes ons ook nog iets kiezen uit de tentoongestelde producten. Voor we het atelier verlaten, haalt hij pen en papier boven. ‘Ik had graag dat jullie mij beoordelen over deze workshop.’ Of we punten willen geven en eventueel enkele tips willen schrijven. Het kan niet anders of er wordt een hoge score gegeven. We raden hem wel aan om zijn powerpoint ook in het Engels te vertalen.

dsc_0287img_20160509_130903Ik voel dat mijn maag knaagt. We zijn de tijd uit het oog verloren, ondertussen is het al middag. Terug op het balkon heeft Mozes een leuk voorstel: of we samen iets willen drinken? ‘Ja, graag. Maar we hebben ook honger!’ ‘We kunnen anders naar het dorp gaan en enkele mezzedes bestellen, ik zou jullie hier iets aanbieden, maar ik heb eerlijk gezegd niet zoveel in huis.’ We rijden een kort stukje naar het dorpsplein. Zoals overal hier staat in het midden een grote plataan en is er één dorpscafé te vinden. Ik vraag mij eigenlijk af waar ze hier gaan winkelen, ik heb nog nergens een winkel gezien, zelfs geen kruidenierswinkel of een bakker. We nemen plaats op het terras. De cafébaas komt langs om op te nemen. ‘Zullen we tsipouro bestellen?’ Sterke drank op een lege maag, komt dit goed? Oké, dan maar. Laten we gaan voor tsipouro. De kleine flesjes worden op tafel gezet, samen met de druppelglaasjes en een mandje brood. Als een uitgehongerde wolf stort ik mij op het brood. Vrij snel volgen er nog meer bordjes: kaas, bonen, tzatziki… en iets waarvan ik vermoed dat het levertjes zijn. Mozes’ vriend die naast me zit, bevestigt mijn vermoeden. De tsipouro maakt de tongen los en brengt het gesprek op gang. Ook hem lijkt de sterke drank goed te doen, terwijl hij net nog zo onzeker overkwam, volgt nu de ene vraag na de andere, heeft hij zoals de meeste Grieken een uitgesproken mening over alles en maakt zelfs af en toe grapjes. Zijn inzichten zijn interessant, ik verschiet soms. Het gesprek gaat over België en Griekenland, over werkloosheid, over inkomsten en huur, over landbouw, over het leven zelf.

img_20160509_131021img_20160509_130932Mozes vindt dat hij te oud is om nog van leven te veranderen of naar een ander land te verhuizen, maar hij knikt naar zijn vriend en zegt dat hij dit wel nog kan doen. Ik zeg dat elke dag een nieuwe mogelijkheid is om te veranderen. Mozes is met verstomming geslagen. ‘Jouw woorden raken mij.’ zegt hij. ‘Ik wil ze opschrijven. Mag ik ze opschrijven?’ Ik twijfel of hij het serieus meent, ik knik ja op z’n Grieks, bijna zoals wij nee zeggen, met de kin een halve slag naar links, deze keer het soort ja die er van de buitenkant uitziet als heel overtuigend, maar waarvan je – of ik dan toch – je stante pede afvraagt of de persoon in kwestie eigenlijk compleet het tegenovergestelde denkt. Hij grabbelt naar z’n portefeuille op zoek naar een papiertje. Het is natuurlijk wel een feit, en dat vergeet ik telkens weer, dat Grieken veel grootser zijn in emotie dan wij noorderlingen. Er wordt nog meer tsipouro besteld en nog meer hapjes. Een jongeman in legeruniform gaat alleen zitten aan een ander terrastafeltje. We vragen wat zij hier doen. ‘Ze zijn ingezet om extra controle uit te oefenen voor de vluchtelingen.’ Inderdaad, bij het binnenkomen van het dorp zagen we een gezin met kinderen langs de kant van de weg zitten. De jongeman met lichte ogen staart voor zich uit, hij heeft een indringende blik. Het wordt stilaan tijd voor ons om te vertrekken. Maar niet alvorens we op vraag van Mozes onze gegevens hebben uitgewisseld. Als we willen betalen, komt hij tussenbeide en zegt dat hij trakteert. We willen niet, maar hij staat er op. Wat hij verdiende aan de honing, geeft hij ons terug. Ook dit is Griekse gastvrijheid.

We nemen afscheid, niet alleen van hen maar ook van de Zagori. Maar voor we dit bergachtige landschap verlaten, rijden we nog even naar Skala Vradeto. Manolis, die ons gidste door de bergdorpen en met ons de tocht door de Vikos kloof ondernam, suggereerde dit als extra wandeltocht. Skala Vradeto is een oude stenen trap die langs een bergflank van het ene dorp naar het andere leidt. Dit soort pad, kalderimi genaamd, was vroeger de enige toegang tot het dorp. Kalderimia zijn over heel Griekenland te vinden en zijn geplaveide paden meestal gebruikt door herders of voor het vervoer van goederen met muilezels. Vaak zijn ze enkel bekend bij de lokale bevolking. Sommige paden zijn ook totaal vergeten of verwaarloosd en worden nu opnieuw in ere hersteld door Griekse organisaties die de kalderimia opnieuw gaan ontdekken en wandelroutes uitstippelen voor toeristen. Er rest ons te weinig tijd om de wandeltocht te ondernemen, maar we genieten van het uitzicht. Even verder lopen bruine koeien langs de weg te grazen. Het lijkt net of we zijn in Oostenrijk beland.

img_20160509_185021We maken nog één stop. Yiannis van hotel Porfyron, liet ons de man van Zagori zien. Maar in de reisgids lezen we ook dat er een vrouw van Zagori is. Dit standbeeld werd opgericht ter ere van de vrouwen in de Grieks-Italiaanse oorlog van 1940-1941. Onder harde weersomstandigheden en hun eigen leven riskerend, droegen ze zware pakken op hun rug met voedsel en ammunitie voor de strijders aan het front. Het duurt niet lang of we zijn terug in Ioannina met zijn mooie meer en geheimzinnige wolkensluiers.