Ik bevind me in één van de loges van de Minard Schouwburg, op een houten stoel met elegante poten en een roodfluwelen zitting. Het heeft iets, bedenk ik mij, dat statige interieur met zijn met goud versierde balkons en barokke ornamenten, het geeft je ineens het gevoel geprivilegieerd te zijn, als één of andere prinses in haar koninklijke paleis. Toeschouwers stromen binnen, mensen wringen zich langs anderen die al zitten, sommigen bladeren in hun Odysseus krant die we bij de inkom toegestoken kregen. Er heerst rumoer, er hangt verwachting in de lucht. Ik bekijk aandachtig de scène. Achteraan een blauwverlicht doek met pieken, ik vermoed de bergen van het eiland Ithaka. Op het podium niets, behalve links en rechts een soort statieven met een gloeilamp op en metalen emmers. Waarschijnlijk het paleis.
Reeds vele jaren terug heb ik Odysseus voor het eerst ontmoet. Niet op Ithaka, niet in een paleis, maar in een kleine klas van drie waar we de Oud-Griekse tekst vertaalden naar het Nederlands samen met onze lerares. Ik keek er telkens opnieuw naar uit, naar die verhalen. We werden meegenomen in een wereld die ver voor de onze bestond en hoe wonderlijk dat wij nog steeds die oude woorden konden lezen, dat een stem zo oud nog steeds levendig sprak. Ik voelde me toen al bevoorrecht die verhalen te kunnen lezen. En nee, dat ging niet altijd vanzelf. Meer dan eens heb ik gevloekt als ik een zin in het Oud-Grieks niet ontcijferd kreeg en ik niet tot een correcte vertaling kwam. Dan vroeg ik mijn vader, die zelf ooit Oud-Grieks studeerde, en tot mijn grote bewondering nog volledige zinnen uit het hoofd kan opzeggen, of hij mij kon helpen. Hij kwam dan naast mij zitten. Gewapend met een vertaalwoordenboek, de ‘katalogos’ en het zalmkleurige grammaticaboek in A5 formaat gingen we de zinnen te lijf. Het was vaak zwoegen tot laat in de avond, maar ik heb het me nooit beklaagd. En mocht ik opnieuw mogen kiezen, ik koos net dezelfde studie. Een van de passages die mij het meeste bij bleven is die waarbij Odysseus bij zijn terugkeer als eerste wordt herkend door zijn trouwe hond Argos en daarna de passage waarbij zijn vrouw Penelope de proef op de som neemt door te vragen naar een geheim dat alleen zij twee kennen: hun bed dat hij zelf gemaakt heeft uit een eeuwenoude olijfboom die midden in de kamer groeide. Wanneer ze voorstelt om het te verplaatsen, antwoordt Odysseus verbouwereerd dat dit onmogelijk is. Daaraan weet Penelope dat hij echt Odysseus is. Het meest tot de verbeelding sprekend zijn zeker de passages met Kirke, de tovenares, Kalypso, de nimf, en de Sirenen, zeenimfen met het lichaam van een vogel die met hun verleidelijke zangen de zeelui lokken en hun schip laten stukslaan op de rotsen. En hoe mooi die aanhef: ‘Bezing mij, muze, de vindingrijke man, die zeer veel rondzwierf, nadat hij de heilige stad Troje verwoest had.’
Ἄνδρα μοι ἔννεπε, Μοῦσα, πολύτροπον,
ὃς μάλα πολλὰ πλάγχθη,
ἐπεὶ Τροίης ἱερὸν πτολίεθρον ἔπερσε.
Het geluid van een sirene weerklinkt, de lichten worden gedoofd. De eerste acteur komt op scène, spreidt een blauw doek die hij opgerold onder z’n arm droeg, uit op de planken. Valentijn Dhaenens vertelt ons in zang 13 hoe Odysseus door de Faiaken, een gastvrij volk dat op het eiland Scheria woont, naar Ithaka wordt gebracht waar hij ontwaakt. Scheria of Phaeacia zou overeenkomen met het huidige Corfu, hoewel er twijfel bestaat en sommigen van mening zijn dat het om Kreta zou gaan. ‘Pontikinisi’, het ‘muizeneiland’ bij Corfu zou trouwens het versteende schip van de Faiaken voorstellen. Hoedanook, het is Nausicaä, de dochter van Alkinoös, koning van de Faiaken die Odysseus vindt op het strand van Scheria en hem naar het paleis brengt waar hij gastvrij wordt ontvangen. Wanneer het schip aankomt op Ithaka weet Odysseus aanvankelijk niet waar hij zich bevindt, maar de godin Athene verschijnt aan hem en onthult hem dat hij zich in z’n vaderland bevindt. Penelope die in hun paleis belaagd wordt door opdringerige vrijers die maar al te graag zijn plaats willen innemen, probeert met allerlei listen het gedwongen huwelijk uit te stellen. Dat de vrijers niet op zijn terugkeer zitten te wachten, mag duidelijk zijn. Om Odysseus te helpen tegen de vrijers vermomt de godin Athene hem in een oude bedelaar. De monoloog is soms verwarrend, in die zin dat de acteur én verteller is én ook afwisselend een ander personage dat nu eens met de stem van Odysseus spreekt of met die van Athene. Maar het verhaal blijft gelukkig niet plakken op het podium, het vult de ruimte en reikt tot bij de toeschouwers. De acteur heeft voldoende vertelkracht om de woorden tot leven te wekken en ons mee te nemen op deze reis.
“Wanneer je op weg gaat naar Ithaka, hoop dan dat je reis lang mag zijn…”
Ik moet denken aan de eerste zin uit het beroemde gedicht van Konstantinos Kavafis, ‘Ithaki’. Voor mij één van de meest krachtige en symbolische gedichten ooit. Niet alleen is het een prachtige weergave van de Odyssee, het is eveneens de representatie van het leven zelf. Deze tweeledige symboliek is bijzonder en het is een gedicht dat altijd in mijn koffer zit en dat nu en dan, wanneer ik het soms vergeet dat het er is, opduikt van tussen de kledij en de schoenen. Het is een gedicht dat ik pas veel later heb ontdekt en ik heb me ook toen al tijdens de lessen afgevraagd waarom er niet meer een link werd gelegd tussen de antieke en moderne geschiedenis van Griekenland. Maar goed, het maakt reizen des te interessanter als er nog altijd nieuwe dingen te ontdekken zijn.
Na een korte pauze komt een tweede acteur op scène. Frank Focketyn vertelt ons zang 14. Hierin ontmoet Odysseus zijn trouwe varkenshoeder Eumaios. Ik weet niet precies waarom, maar ik heb altijd een zekere sympathie gehad voor die varkenshoeder. Misschien omdat hij rechtuit is, down to earth. Bij het lezen of horen van het verhaal duikt bij mij spontaan een beeld van hem op. Een oudere man, met licht gekromde rug, gekleed in een juten mantel (hoewel ik niet weet of dat toen bestond – het zal waarschijnlijk eerder een wollen mantel geweest zijn), leunend op een houten herdersstaf. De plaats waar hij woont is een soort grot met in het midden een houtvuur waarop hij kookt, tegen de ene wand een houten bed met een schapenvacht erop en links en rechts zijn materiaal. Buiten een niet al te groot stuk grond waarop de varkens vrij rondlopen met hier en daar wat verdord gras en in de verte een olijfboom. Ook nu weer spreidt hij een groot blauw zeil uit op de vloer. De ene keer stelt het de zee voor, een boot, dan weer een mantel. Je moet het maar doen als acteur, daar staan met niets anders dan je lichaam, je stem en een stuk zeil. Maar Frank Focketyn overdondert, het verhaal is niet alleen in zijn stem gekropen, het zit ook in zijn lichaam. Het mooist is wanneer acteur en verhaal één worden. Dat is de echte uitdaging van wie een rol op zich neemt. Odysseus doet alsof hij iemand anders is, maar probeert Eumaios die hem vertelt over de vrijers en de reis van zijn zoon Telemachos, toch duidelijk te maken dat er weldra een einde komt aan al die ellende want dat Odysseus terug is. De varkenshoeder gelooft het niet. Je denkt: ‘Komaan Odysseus, vertel het hem! Overtuig hem!’ Je denkt: ‘Komaan Eumaios, geloof hem, kijk dan toch, zie wie er voor je staat!’
Pauze. De lichten gaan aan. We verlaten in sneltempo de loge want we hebben welgeteld twintig minuten om iets te eten. Op het menu staat Odyssoep, een Penelopeslaatje en Moussakalypso. We gaan voor de moussaka die we opeten aan de bar. Het smaakt naar meer. Hoewel we ons haasten, gaat de sirene al om het begin aan te kondigen. Om de acteurs niet te storen, wordt wie later is niet meer toegelaten. We blijven dus zitten aan de bar. De voorstelling wordt gefilmd en dus kunnen we hier verder volgen op een scherm. Het geluid wordt wat hoger gezet, maar door het rumoer en geklater van borden en bestek kan je nauwelijks horen wat er gezegd wordt. Zang 15 waarin de godin Athena Odysseus’ zoon Telemachos gebiedt te vertrekken uit Sparta wordt gebracht door Soufiane Chilah en ontgaat ons jammer genoeg. We maken van de nood een deugd en bestellen nog een drankje.
Acteur Tom Van Bauwel brengt ons zang 16. Ondertussen zitten we terug in onze loge. Al aan het einde van zang 13 werd het decor enigszins aangepast. Voor het doek waarop de bergen werden afgebeeld, staan een soort koperkleurige, vierkante spiegels op statieven. Ik heb me al een hele tijd zitten afvragen wat ze moeten voorstellen. Aanvankelijk dacht ik, zoals Homeros het zo mooi beschrijft, de rozevingerige dageraad. Tom Van Bauwel heeft niets anders bij dan een klein plastic flesje water. Deze keer geen blauw zeil, hij moet het dus met nog minder doen. Hij vertelt ons hoe Odysseus terug zijn echte gedaante aanneemt zodat Telemachos hem kan herkennen. Samen bedenken ze een plan tegen die afschuwelijke vrijers.
We hebben opnieuw twintig minuten pauze en besluiten naar buiten te gaan om even frisse lucht op te snuiven. Ik kijk uit naar de volgende passage want in zang 17 wordt Odysseus die samen met Eumaios op weg is naar het paleis en nu opnieuw vermomd is als oude bedelaar voor het eerst echt herkend door zijn trouwe hond Argos. Frank Dierens neemt deze keer de rol op zich en doet dat innemend. Het is ook de enige keer dat ik het gevoel krijg dat de onzichtbare grens tussen acteur en toeschouwer verbroken wordt. Misschien omdat hij op de rand van het podium gaat zitten, zijn benen erover bungelend waardoor het lijkt of hij net iets minder acteur wordt en een klein stukje meer toeschouwer. Of misschien is het gewoon de manier waarop hij het brengt. Van alle kostumeringen vind ik de zijne het mooist: een wijde, wollen witte mantel. Ik weet niet waarom de andere kostuums steeds donkerblauw of zwart waren en deze nu wit. Het valt me ook op dat de spiegels zijn gedraaid waardoor ze geen licht weerkaatsen. Ik begrijp evenmin waarom. Is het nu nacht? Is het donker in het paleis?
In zang 18 komt Odysseus aan in het paleis waar Penelope met de vrijers rond de tafel zit. Reeds vroeger al, zat ik ongeduldig te wachten tot Penelope volledig geschrokken uit zo roepen: ‘Odysseus, je bent terug!’ Maar dat gebeurt niet. Homeros vond het te vroeg voor de apotheose. Penelope herkent Odysseus niet. Ik weet nog dat het mij ook toen in de klas al triestig stemde. Hoe kon ze nu haar eigen man niet herkennen, zelf al was hij vermomd als bedelaar. Kris Cuppens brengt ons de meest robuuste versie. Alleen al de donkere mantel die in verschillende lagen over zijn schouders gedrapeerd hangt, heeft iets woest. Met zijn handen maakt hij manhaftige gebaren terwijl hij met brute stem de beledigingen van de vrijers in Odysseus’ gezicht spuugt. Naar het einde toe gooit hij zijn donkere mantel op het podium en beëindigt zijn monoloog in blote bast. De Mediterraanse macho is niet veraf. Wat het decor betreft, hebben enkel de spiegels een wijziging ondergaan. Ze zijn nu licht gekanteld en weerkaatsen het spotlicht dat vanonder aan het statief is bevestigd. Op het doek achteraan waarop daarnet nog een witachtig licht te zien was, is er nu een rode gloed geprojecteerd , als van de ondergaande zon.
Nog een laatste pauze van twintig minuten. Ideaal om beneden nog een stukje Griekse sinaasappelcake te proeven. Grieks gebak is vaak mierzoet. Maar ook dit smaakt naar meer. Het gebakje heeft de juiste balans tussen het zoet van de siroop en het bitter van de sinaasappelen. Het werd ook mooi afgewerkt met halve partjes ingemaakte sinaasappelschijfjes. Terug op krachten keren we terug naar onze loge, die na bijna een halve dag theater, als onze plek voelt.
In zang 19 ontmoeten we Eurykleia, de voedster. Dit is nog één van mijn geliefde passages. Het is niet zijn eigen vrouw die hem eerst herkent, maar de vrouw die hem heeft grootgebracht. Odysseus en zijn zoon verwijderen eerst de wapens uit het paleis, waarna de bedelaar zijn ware identiteit onthult tegenover Penelope. Om te zien of hij de waarheid spreekt, haalt Penelope de oude voedster erbij. Ze beveelt Eurykleia hem een voetbad te geven. En het is aan het litteken op z’n voet dat ze Odysseus herkent. Steven Van Watermeulen brengt voor het eerst in deel III Iemand Niemand een dubbelrol. De spiegels zijn verschoven en zijn nu gecentreerd naar het midden van het podium. Ze weerkaatsen aanvankelijk nog steeds de spots die er van onderaan op gericht staan, maar de acteur zal ze ook verplaatsen en doen kantelen. Er komt weer een blauw doek aan te pas dat op het podium belandt. Op het einde transformeert de monoloog in een dialoog, gespeeld door hem alleen. Voor de spiegels staan twee krukjes opgesteld waar hij afwisselend op gaat zitten. Nu eens speelt hij Odysseus, dan weer Eurykleia. Hoewel hier de verschillende personages visueel opgesplitst worden, breng het mij eerder in de war. Alsof we nu ineens duidelijk gemaakt moeten worden dat er meerdere personages spreken. Alsof de verteller ineens toeschouwer wordt en de monoloog theater.
Het doek valt. Ithaka verdwijnt. Er volgt een luid applaus. Buiten loopt de grijsheid en de drukte tegen me aan. Nog tot laat in de avond hoor ik Homeros’ stem in mijn hoofd.
In de Odysseus krant lees ik dat de aanleiding voor deze theatervoorstelling de nieuwe vertaling is van de Odyssee door classicus en dichter Patrick Lateur, die eerder ook een nieuwe vertaling maakte van de Ilias. Ik ben altijd erg blij als ik hoor dat dit oude verhaal nog in een moderne versie verschijnt of dat er een theatervoorstelling wordt gemaakt van een antiek stuk. Pas als niemand er meer over spreekt, zijn deze oude verhalen echt dood. Maar tegelijk ervaar ik telkens een soort vrees: wie gaat dit boek nog lezen? Wie gaat naar dit theater komen kijken? Ongegrond. Ik heb me moeten haasten om nog aan tickets te geraken want die waren in een mum van tijd uitverkocht. En zelfs wanneer ik in de schouwburg zit, dan nog denk ik, wat als we hier straks haast als enige zitten en de stoelen leeg blijven? Maar nee, de zaal stroomt vol en ik zie zowel ouderen als jongeren. Je zou je dus kunnen afvragen waarom. Wat heeft deze oude tekst ons nog te vertellen? Wat spreekt jongeren er in aan? Wij die met z’n allen voortdurend met de blik gericht zijn op smartphones die een constante golf produceren van wisselende beelden en zo kort mogelijke woorden, hoe zijn er dan nog mensen die het geduld kunnen opbrengen om naar zo’n lang verhaal te luisteren? Is dit geen pure tijdsverspilling in een wereld waar alles zo snel mogelijk moet? Voor mij, en gelukkig ook voor anderen, is het een verademing. Het is een ode aan de taal, het is een ode aan dat wat mensen verbindt. Deze tekst gaat over het leven en daar kan iedereen zich in herkennen. In deze wereld gebaseerd op consumptie, telt hoofdzakelijk het einddoel. We kopen telkens Ithaka’s in de hoop dat we er rijker van worden. Altijd opnieuw worden we ontgoocheld. Homeros herinnert ons aan iets, wat we uit het oog verloren. Niet het reisdoel op zich is belangrijk, maar de weg ernaartoe. De zoektocht, de belevenissen, de ervaringen, de mensen die je onderweg ontmoet. Zij maken het verhaal, zij geven waarde aan Ithaka. Wat van de Odyssee een meesterwerk maakt is naast de ode aan de taal, de aandacht die gericht is op het uitgestelde verlangen. Er zit heel wat wijsheid in vervat die ook vandaag nog actueel is. En net daarom is het de moeite waard om het te lezen.
‘Filoxenia’ is een begrip dat reeds aan bod komt bij Homeros. Ook in het huidige Griekenland is ‘gastvrijheid’ nog steeds erg belangrijk. Wanneer je ergens verblijft bij een lokale eigenaar, krijg je vaak bij aankomst een zelfgemaakt gebakje, of ‘gluko tou koutaliou’, een soort gelei gemaakt van vijgen of andere vruchten die gepresenteerd wordt op een lepeltje, een glas water en koffie aangeboden. Of je wordt spontaan mee uitgenodigd voor een etentje of feest. Er wordt altijd meer eten gekookt dan nodig en aan tafel is er altijd nog plaats voor iemand extra. We moeten eerlijk bekennen dat wij in ons land vaak gereserveerder zijn.
Maar hoedanook anders is het wanneer je een reiziger bent of een vluchteling. Dit wordt duidelijk in de selectie van foto’s uit ‘Mediterranean. The continuity of man.’ die meereist met de theatervoorstellingen. Met dit werk wou de fotograaf Nick Hannes een beeld schetsen van de Mediterrane regio in verandering zoals de crisis in Griekenland en de bootvluchtelingen waarbij thema’s als migratie, urbanisatie en massatoerisme centraal staan. Het is niet moeilijk om de link te leggen met Odysseus, die dezelfde zeeën bevoer, zelf veroordeeld werd tot een zwerversbestaan en ook moet rekenen op de ‘filoxenia’ van de inwoners. Zijn tocht is er ook één vol ontberingen en tegenslagen. Bij de foto’s werden citaten uit de Odyssee toegevoegd. Het is soms verbazingwekkend hoe groot de gelijkenissen zijn.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.