Zagori – Hotel Porfyron

20160506_171648Jaren terug las ik in Griekenlandmagazine een artikel over hotel Porfyron. Dat rode huis in het bergdorp Ano Pedina in de Zagori sprak meteen tot mijn verbeelding. Ik dacht als ik ooit in de Zagori kom, dan wil ik naar dat rode huis.

Met ons busje reden we vanuit Ioannina de bergen in. We lieten de stadse drukte achter ons. Hoe hoger we klommen, hoe weidser het landschap. Ruige, kale bergen en groene vlaktes wisselden elkaar af. Er waren slechts weinig andere auto’s. Hoewel we op voorhand via mail goede instructies hadden gekregen van Rita, misten we de eerste keer toch de juiste afslag naar Ano Pedina. Maar we merkten het algauw en maakten rechtsomkeer. In geval van nood hadden we ook nog een telefoonnummer van haar. Dat was niet nodig. Na enige tijd reden we het bergdorp in. Links en rechts zagen we die typische huizen gebouwd uit de grijze natuursteen die je hier vindt met hun karakteristieke daken. Maar het rode huis zagen we nog niet meteen. We vervolgden het smalle weggetje omhoog toen ineens net iets hogerop nog het statige, rode huis tevoorschijn kwam. We parkeren het busje langs de weg en laden het gerief uit. Ik ben wat zenuwachtig. Rita klonk erg vriendelijk in de mails die we elkaar stuurden, maar hoe zal het in het echt meevallen? Langs een houten poortje komen we op de binnenkoer. Rechts op het terras likt een kat haar voorpoot en wrijft ermee over haar kop. Ze staart ons aan maar blijft rustig zitten. Er zijn twee deuren en we weten niet

meteen waar de ingang zich bevindt. Die recht voor ons wordt geopend. Rita komt uit de deuropening en heet ons welkom. We gaan binnen. Ik zie een prachtige, oude houten trap en een donkerhouten boekenkast. Ik hou van boeken in huis. Het was de Romeinse redenaar en filosoof Cicero die zei: een huis zonder boeken, is als een lichaam zonder ziel. Wanneer ik ergens kom en boeken zie, dan weet ik dat ik het wel zal kunnen vinden met de mensen die er wonen. Binnen was het schemerduister en stil. Rita liet ons onderling kiezen uit de vrije kamers. Luidruchtig overleg. Toen we er niet echt uitgeraakten, reikte ze ons één voor één een sleutel aan. Ze leek me op het eerste zicht wat onwennig. Of misschien was het iets anders. Er brak iets toen we binnenkwamen. Met onze onstuimige, stadse energie sloegen we haast de stilte aan diggelen. Misschien was het dat wat haar ongemakkelijk maakte. Waarschijnlijk was ze een ander soort klanten gewoon. Ik nam me voor erop te letten dat we als groep niet teveel lawaai maakten in huis. De oude houten trap kraakte onder onze voetstappen. Dit is wat oude huizen zo mooi maakt. Ze spreken, ze vertellen een verhaal. De kamer was ruim. De hoge ramen met smeedijzer ervoor keken uit op het dal. Ik ging op zoek naar een extra deken. Het was pas mei en hier in de bergen kon het nog goed afkoelen.

20160507_191146

DSC_0115Wanneer we opgefrist waren, gingen we terug naar beneden waar Rita ons had uitgenodigd voor een drankje aan de bar. In het smalle gangetje dat naar de leefruimte leidde, hing een kader aan de muur met een artikel. Ik bleef even staan lezen. ‘Toen ik het Griekse dorpje zag, was ik meteen verkocht.’ luidt de titel. Rita vertelt over haar leven, hoe ze haar Griekse man Yiannis ontmoette en hoe ze hier uiteindelijk in de Zagori terechtkwam.

Bij de bar bestellen we elk wat te drinken. In de leefruimte staat een grote, houten tafel die vol ligt met brochures, magazines en boeken. Langs de wand een houten rek met zelfgemaakte confituurtjes en enkele exemplaren van haar kookboek ‘Smaken van de Griekse Zagori’ dat ze zelf schreef en eerder dit jaar uitgebracht werd. Daarnaast een open haard en achterin de ruimte de tafels waar de gasten kunnen dineren. De bar die gevuld is met een hele reeks glazen flessen, oogt mooi. Rita legt uit dat dit het resultaat is van haar uit de hand gelopen hobby: likeurtjes maken. Dat ze er best fier op is, valt niet te ontkennen want na elk avondmaal krijgen we telkens een ander likeurtje te proeven.

DSC_0278Yiannis komt binnen langs de zijdeur en begroet ons. Ineens rinkelt de telefoon. Ik hoor haar zeggen dat we goed toegekomen zijn en er zo meteen aankomen. Wanneer ze neerlegt, vertaalt ze in het Nederlands dat het Lena was die vroeg of we eraan kwamen voor de workshop kaasmaken. Het heeft met kleine dingen te maken. Zomaar ineens voel ik me geen toerist meer. Het lijkt wel alsof we al deel uitmaken van het dorp. En ook hier krijgen we steeds meer het huiselijke gevoel. Zoals ’s avonds bijvoorbeeld wanneer de gasten eten en Yiannis even op een stoel gaat zitten terwijl hij een boek leest. En Rita die achter de toog aan haar computer zit en even facebook checkt. Of wanneer ik na de hike in de Vikos kloof de volgende dag opsta met keiharde spierpijn en ze me een zalf wil geven om de pijn te verlichten. Of wanneer één van ons ziek wordt en een dag in bed belandt en ze aanbiedt om wat thee of soep te maken. Wanneer we vertrekken, wordt er hartelijk afscheid genomen. Hotel Porfyron werd voor even ook ons rode huis.

Hiking met Manolis in Zagoria – de Vikos kloof

20160507_100909Vandaag hadden we opnieuw afgesproken met gids Manolis die ons de dag ervoor meegenomen had voor een hike langs de verschillende dorpen in de Zagori met hun karakteristieke, oude bruggen. We zouden elkaar ontmoeten in het dorp Monodentri waar de hike door de Vikos kloof begon.

Tijdens de eerste tocht had ik Manolis geïnformeerd naar de moeilijkheidsgraad van de hike door de kloof. Ik vroeg hem of het enigszins vergelijkbaar was met de Samaria kloof in Kreta. Hij had toen lichtjes hoofdschuddend gereageerd. Ik bekende dat ik toch niet helemaal zeker was of ik de tocht wel zou kunnen. ‘Als jullie stappen zoals vandaag zal het wel lukken. Trouwens, veel hangt ook af van je psychologische ingesteldheid.’ Hij had waarschijnlijk gelijk. Helaas had ik een slapeloze nacht achter de rug en had ik spierpijn van de vorige tocht, maar ik was vastberaden. Nu ik hier was, zou ik de kloof doorlopen.

20160507_105441Aangekomen in Monodentri waar we hadden afgesproken, was Manolis nergens te bespeuren. We stapten uit om een kijkje te nemen en werden vriendelijk aangesproken door een koppel Amerikanen op leeftijd. Ze wensten ons veel succes en verzekerden ons dat het echt de moeite waard was. Het liep al tegen half tien. We hadden afgesproken om negen uur, we begonnen het vreemd te vinden dat Manolis er nog steeds niet was. Dus besloot één van ons hem gauw even te bellen. ‘Hello, is it Manolo the guide? We had an appointment…’ Hoewel ik Manolis door de telefoon hoor schreeuwen, is hij moeilijk verstaanbaar. Ik maak er uit op dat we wel in het goede dorp zijn, maar niet op de juiste plaats. We kruipen allen weer het busje in en rijden een klein stuk terug naar beneden waar de ‘plateia’ is. Gelukkig zien we daar Manolis al zwaaiend staan. We parkeren naast zijn pick-up truck. ‘Are you guys ready?’ Gezien de tocht zo’n zes à zeven uur in beslag zal nemen, is het belangrijk op tijd te vertrekken. We nemen onze rugzakken uit de auto en de houten wandelstokken die we van Yiannis hadden meegekregen deze morgen. We lijken net moderne herders. Maar dat de stokken echt wel handig zijn, zal gauw blijken.

We lopen een kort stuk langs een wandelpad waarna we uitkomen bij een soort trap die uit rotsblokken bestaat. Hier begint de afdaling naar de kloof. Het herinnert mij meteen aan de Samaria kloof waar je vanaf het Omalos plateau afdaalt via de ‘Xyloskala’, een ‘houten trap’ naar de kloof zelf. Het is opletten geblazen, de afgesleten rotsblokken zijn vochtig en glad. Af en toe houdt Manolis halt om een bloem of plant aan te wijzen zoals wilde orchideeën waarover hij ons dan kort iets uitlegt. De kleine pauzes zijn welkom. Ik vermoed dat we al zo’n kwartier dalen. Mijn kuiten en knieën zijn beginnen trillen en ook mijn tenen doen pijn in mijn schoenen.

Ik ben blij als we de kloof zelf bereiken en verbiedt mezelf te denken aan het feit dat we straks ook terug omhoog moeten. We lopen alleen, er lijkt verder niemand hier. Manolis zegt dat het eerste deel van de tocht het zwaarst is, in de namiddag komt een gemakkelijker stuk. Het duurt niet lang of we staren met opgeheven hoofd naar de indrukwekkende rotspartijen die hoog boven ons oprijzen. Beneden buldert het water van de rivier. De wanden langs de bedding zijn begroeid met struiken en lage bomen. In de bedding zelf liggen grote, witte keien. Soms wordt de loop van de rivier onderbroken door grote rotsblokken die beneden zijn gevallen. Het schuimende water beukt er woest tegenaan. Al stappend door deze adembenemende natuur, voel je je als mens heel klein. Hier is de natuur heer en meester.

We volgen een pad dat hoog langs de bedding loopt. We moeten dalen en klimmen, over en onder boomstammen kruipen. Op een bepaald moment verandert het parcours van level. Doordat het water nog vrij hoog staat, moeten we hier en daar over grote rotsblokken klimmen. Dan ineens komen we aan een steile wand die versperd lijkt, aan de ene kant kolkend water, aan de andere hoge rotsblokken. Wanneer we naderen, wijst Manolis ons op een touw dat vastgehaakt zit aan de wand. Er is ook een soort net bevestigd waaraan we ons kunnen vastgrijpen. Mijn keel knijpt dicht. Hoe geraak ik daarover? Wat als ik uitglijd? Maar er is geen andere weg, we moeten klauteren. Ik grijp het touw vast en zoek waar ik mijn voeten kan plaatsen. Het lukt! Voor ik het weet bereik ik de overkant. Het voelt als een kleine overwinning op mezelf. En op één of andere manier herontdek ik ook het kind in mij, want ik deed toen ik klein was niets liever dan overal opklauteren en in klimmen. Even verder moeten we nog eens over hoge rotsblokken. We helpen elkaar, steken een hand uit om de ander erover te helpen. Manolis, die als geoefende hiker de hindernissen zo genomen heeft, neemt foto’s van onze klauterpartijen. Onze inspanningen worden beloond, we zijn aangekomen bij een plaats waar de rivier tussen de hoge rotsblokken een soort zwembad heeft gevormd. Wanneer de temperatuur hoger is, kan hier worden gezwommen. Nu wij hier zijn, is het water nog veel te koud. In plaats van te zwemmen, klimmen we met z’n allen op een hoge rots als een soort uitkijkpunt. Manolis neemt nog een foto. Daarna zet hij er weer stevig de pas in.

We stappen nog een uurtje en komen dan bij een plaats waar er een kraantje is met bergwater. Onze gids stelt voor om hier te lunchen. We zoeken elk een plekje om te gaan zitten en verdelen het lunchpakket dat Rita voor ons heeft gemaakt. We hebben broodjes en overgebleven, rood geverfde Paaseieren. Ik heb geen honger, maar dwing mezelf toch iets te eten. De appel houd ik voor straks. Het duurt niet lang of er komt een andere groep aan. Manolis staat recht en vraagt of we kunnen vertrekken. Hij blijkt ook één van die mensen te zijn die de rust van de natuur verkiezen boven het gekwetter van mensen. Het kan ook bijna niet anders. Wie in deze desolate streek woont, moet wel van alleen zijn en stilte houden. Ik ben ook blij dat we vertrekken. Omdat ik ook het liefst in stilte verder wandel en omdat door het zitten mijn lichaam afkoelt en mijn spieren verstrammen. Onze flessen hebben we bijgevuld met fris bronwater. We kunnen verder. Manolis zet er weer stevig de pas in. Het bos en de stuiken worden steeds dichter, het lijkt bijna een jungle. De flanken zijn hier dichtbegroeid met een plant die witte bloemen draagt. Hij scheurt een blad af en laat er ons aan ruiken. ‘Wat denken jullie dat dit is?’ Wanneer we er één voor één aan ruiken, dringt de herkenbare geur van look onze neusgaten binnen. ‘Dit is daslook,’ verklaart Manolis, ‘we gebruiken deze plant vaak in salades.’

Het pad dat parallel loopt met de rivier is echter goed begaanbaar en er zijn nu weinig hoogteverschillen. Een keer versmalt het pad erg en wanneer we langs de wand stappen, rollen witte kiezelstenen de afgrond in. Daarna volgen open plekken die ons een prachtig uitzicht bieden op de majestueuze rotsen. Manolis toont ons de kleurverschillen in de rotsen aan die wijzen op telkens andere geologische tijdperken. De uitleg is boeiend. De open plek die afgezoomd wordt door struiken is ook de ideale gelegenheid om je achter de bosjes te verbergen en vlug een sanitaire stop te maken. Ook dat is wandelen in de natuur. We zijn niet ver meer af van een splitsing. Het ene pad maakt een kleine ommetoer en komt uit bij de bron waar de Voidomatos rivier ontspringt. Manolis zegt dat het de moeite waard is, want het water heeft speciale kleurschakeringen, maar hij twijfelt. Met zijn ogen speurt hij de hemel af. Dikke loodgrijze wolken komen onze richting uit. Ze hebben onweer voorspeld. En als we niet tijdig de kloof uit geraken, wordt het gevaarlijk. We beseffen niet echt wat het gevaar precies inhoudt, maar Manolis wordt er in ieder geval heel onrustig door. Het zou jammer zijn mochten we de bronnen niet zien, maar gezien zijn ervaring als gids vertrouwen we op z’n oordeel.

Aangekomen bij de splitsing, werpt hij nog een onderzoekende blik op de hemel. ‘Kom, laten we snel gaan kijken.’ We slaan het pad in richting de bron van de rivier. Wat ben ik blij dat we hierheen zijn gegaan, het is werkelijk prachtig! Op de plek waar de bron ontstaat, heeft het water een diepblauwe, turquoise kleur. Verder weg van de bron, gaat het blauw over in wit schuim, dat op zijn beurt weer overgaat in compleet transparant water. Je ziet de volledige ondergrond en afhankelijk daarvan kleurt het water bruin van de keien of eerder groen van het mos dat erop groeit. Ook andere mensen genieten in stilte van dit prachtig stukje natuur. Ik vraag of hij geen verhalen kent over de Naiaden, de riviernimfen. Dit lijkt me de ideale plek. Maar daar heeft hij geen weet van. Sommigen hebben hun stapschoenen uitgedaan en baden hun voeten in het verkoelende water.

20160507_14133920160507_145830Een donderslag weergalmt. Manolis richt z’n ogen naar de hemel. ‘Let’s go guys!’ We zouden wel nog wat langer willen blijven, maar het onweer nadert. Het laatste deel van de tocht is aangebroken. Het landschap verwijdt zich en voor ons richt een immens hoge rotswand zich op. Ik zie een smal pad tussen de begroeiing dat naar boven slingert. Ik denk nee, dit kan toch niet waar zijn! De moed zinkt mij letterlijk in de schoenen, mijn benen voelen zwaar als lood, ik heb geen energie meer. ‘Hoe geraak ik hier ooit boven?’ vraag ik me af. Dit is het verschil met de Samaria kloof, daar hoef je niet terug omhoog om eruit te geraken. Je komt aan bij de Libische Zee waar je gewoon de boot terug neemt. Maar hier niet, de enige weg eruit is klimmen. Ik begin, langzaam, ik probeer niet omhoog te kijken, ik wil niet zien hoever het nog is, ik probeer ook niet omlaag te kijken want dan begint het te duizelen. Het pad is smal, langs de kanten groeit laag struikgewas en een zee van gele bloemen. Er is niets om je aan vast te grijpen. Ik kom maar moeizaam vooruit. Twee van onze groep hebben zich losgerukt, ze klimmen alsof het niets is, ik bewonder hen. Het enige wat voor mij telt, is boven geraken. Traag maar zeker. De grijzen wolken hangen samengepakt boven ons, af en toe weergalmt een donderslag en het is beginnen druppelen. De rosten van het nauwe pad worden nat en glibberig. Dit is dus wat het gevaarlijk maakt. Ik duw mezelf naar boven, hap naar adem. Manolis loopt net iets voor me en wacht me op terwijl hij ondertussen naar de bloemen kijkt. ‘Heb je hoogtevrees?’ ‘Niet echt.’ zeg ik. ‘Neem anders maar m’n nordic stick, je zal meer greep hebben.’ Ik betwijfel of het ding me zal helpen, maar ik neem het toch maar aan. ‘Geef me je rugzak.’ zegt hij vervolgens. Ik schud m’n hoofd. ‘Het zal je helpen als je me de rugzak geeft.’ Ik voel me zwak. Met tegenzin geef ik hem de rugzak. Ik richt m’n hoofd op, bijna de helft. Ik hijg als een losgeslagen hond en het zweet parelt m’n gezicht af. ‘Slowly, but I will get there.’ Manolis glimlacht en knikt bemoedigend. Ik bijt door, maar doordat ik me zo hard concentreer op het fysieke, heb ik nauwelijks nog energie om de omgeving in me op te nemen.

Uiteindelijk bereik ik de top. Ik heb het gehaald. Met z’n allen hebben we de Vikos kloof overwonnen. Volgens het Guinness book of records is dit de diepste kloof ter wereld. We mogen fier zijn! ‘Well done!’ juicht Manolis naar ons, ‘you’ve made it!’ Er is terug genoeg energie om te lachen. Manolis’ vriend staat al te wachten, hij zal ons met een busje terug naar Monodentri brengen. Ik ben beplakt en bezweet, ik verwacht misselijkheid van de te grote inspanning, maar die blijft uit. De twee vrienden babbelen enthousiast de hele rit terug in het Grieks met elkaar. Ik staar door het raam, naar de bergen, zonder echt te horen wat ze zeggen.

Terug in Monodentri stellen we voor om samen nog iets te gaan drinken. Manolis stemt in, maar z’n vriend moet ervan door. Hij stelt voor om naar het cafeetje te gaan in Kato Pedina, Mesochori genaamd, wat hij ons de dag voorheen al had aangeraden om te doen. We zeggen dat we er al heen waren geweest en gerust nog eens wilden terugkeren! De zon was inmiddels terug door de wolken gebroken en we gingen op het terras zitten. De gastvrouw onthaalde ons vriendelijk. We bestelden wijn en enkele mezzedes. Een stoutmoedige kat kwam janken om eten. Ze liep geërgerd rond en daagde de hond uit die bij de deur lag. Toen die reageerde, klauwde ze met haar poot naar z’n snuit waarop die klaaglijk begon te janken. Ze kwam miauwend terug naar onze tafel. Manolis vroeg of we het oké vonden dat hij haar een stuk brood gaf. Er waren twee dingen die mij verbaasden. Ten eerste een Griek die zich ontfermde over een straatkat en ten tweede dat deze kat brood at. In de Zagori is alles anders. Ze liet ons en de hond verder met rust. We vroegen Manolis hoe het met z’n bijen was en stelden hem vragen over de tocht naar het ‘Drakolimni’, het Drakenmeer. Jammer genoeg was het nog te vroeg in het jaar om erheen te gaan. Hoog op de Timfi berg lag er nog sneeuw en de berghut was nog niet geopend. De tijd gleed voorbij en na nog een tweede fles wijn en nog meer mezzedes, werd het dringend tijd om te vertrekken. Rita en Yiannis zouden vast al wachten met het avondeten.

 

 

 

 

Hotel Porfyron – een kookworkshop met Yiannis en Rita

dsc_0267We komen terug van onze uitstap naar de archeologische site van Dodoni. Buiten op het terras van hotel Porfyron wachten de katten ons op, terwijl we binnen verwelkomd worden door Rita. ‘Hebben jullie het naar jullie zin gehad?’ vraagt ze vriendelijk. ‘Als jullie het goed vinden, beginnen we zo met de kookworkshop. Maar misschien willen jullie eerst nog wat te drinken?’ Dat lijkt ons een heel goed plan. We nestelen ons in de zetels bij het haardvuur om even tot rust te komen. Maar als gastvrouw of –heer kan je niet op je luie kont gaan zitten, want straks komen de gasten en dus moet het avondmaal op tijd klaar zijn. Rita komt ons halen en vraagt of we klaar zijn om te koken. We volgen haar de keuken in, waar we één voor één een kleurrijke schort krijgen om aan te trekken. De mannen zijn net iets minder enthousiast en blijven wat treuzelen, maar na wat gesputter binden ze toch ook hun schort voor.

We beginnen met het dessert. Rita legt ons stap voor stap uit hoe we het sinaasappelgebak maken. Eerst halen we de zeste van de sinaasappels om ze in te koken en er siroop van te maken. Voor het gebak zelf gebruikt Rita onder andere yoghurt. De Griekse keuken is een heel lekkere keuken, maar een niet altijd even lichte keuken. En als het op gebak aankomt, zijn de Grieken echte zoetebekken. De meeste zoetigheden zijn doordrenkt van honing of suikersiroop. Daar heeft Rita echter wat op gevonden. Zonder in te boeten op smaak, bedenkt ze een manier om de gebakjes of het eten lichter te maken. Zo ook door bijvoorbeeld yoghurt te gebruiken. Het sinaasappelgebak kan al snel de oven in, waarna ze vraagt of ze ons iets te drinken kan aanbieden. We bestellen enkele glazen rode wijn en een paar biertjes. Wanneer Yiannis langs de keukendeur binnenkomt met in zijn handen een schaal verse courgettes, kijkt hij een beetje verbaasd op. Stiekem bekent Rita: ‘Dit is de eerste keer dat er drankjes worden geserveerd tijden een workshop.’ Geen tijd om veel te leuteren, Yiannis gaat meteen aan de slag. ‘Wie van jullie wil de aubergines snijden?’ Hij toont voor hoe het moet. We voelen meteen: dit is zijn terrein. Het moet precies zijn, de plakjes mogen niet te dik en niet te dun.

dsc_0240We gaan moussaka maken, ik kijk er alvast naar uit. De aubergines gaan in een ‘tapsi’, een ‘ronde, blikken schaal’ de oven in. Dit lijkt me ook een trucje van Rita. Meestal worden alle groenten in een pan gefrituurd, maar door ze in de oven te bakken wordt er veel minder vet opgeslorpt waardoor de moussaka minder zwaar zal zijn. Ook de Griekse courgettes, die er anders uitzien dan de onze, ze zijn lichtgroen en kleiner van vorm, worden in de schijfjes gesneden. De overgebleven courgettes worden geraspt en uitgelekt om het voorgerecht te bereiden. Ik nip van mijn glas rode wijn en laat mijn ogen dwalen over de aluminium keuken. Het mooist van al vind ik de oude blikken schalen, geblutst en gekrast en de zwartgeblakerde pan waarin de courgettes worden gebakken. Hoe het precies komt, weet ik niet, maar in de oudste potten en pannen maak je het lekkerste eten. Ik neem nog enkele foto’s en overhandig dan m’n camera zodanig dat ik ook even de handen uit de mouwen kan steken. De gehaktsaus met tomaten die heeft staan pruttelen op het vuur, mag nu uitgestreken worden op de laagjes gebakken aardappel, aubergine en courgette. Als laatste wordt de bechamel gemaakt. Vele handen maken licht werk en de kookworkshop gaat snel vooruit.

Rita komt snel even checken in de oven hoe het met het sinaasappelgebak gaat. Het mag er bijna uit. We hebben enkel nog het voorgerecht om klaar te maken. De ingrediënten voor de courgettetaart worden gemengd, geraspte courgette, eieren, bloem, feta kaas, een scheutje melk en verse munt. De volgende ‘tapsi’ is klaar om de oven in te gaan.

Rita zet de schaal met de cake op het aanrecht in het midden zodanig dat de sinaasappelsiroop erover kan gegoten worden. De keuken is gevuld met allerlei geuren. Er rest ons nog een beetje tijd en Yiannis laat ons de cantharellen die we met hem in het eikenbos gaan plukken zijn, in fijne stukjes snijden. Dit zal hij straks voor ons nog klaarmaken als extra voorgerechtje. Onze taak zit er op en onze schorten kunnen terug aan de haak.

We vonden het allen een leuke ervaring, maar natuurlijk ‘The proof of the pudding is in the eating’. We konden niet wachten om te proeven! Na een verkwikkende douche namen we plaats aan tafel. Er was nog een andere tafel met gasten die onze bereidingen zou proeven. Als eerste worden de verse cantharellen die lichtjes aangebakken zijn op tafel geserveerd, samen met de overheerlijke muzithra kaas die we samen met Lena hadden gemaakt. Wat een verwennerij! Alles was geslaagd, behalve dat we net iets teveel zout in onze courgettetaart hadden gestrooid. Yiannis brengt de andere gastentafel op de hoogte dat wij mee in de keuken hebben gestaan. Ze glimlachen tevreden naar ons. We hebben de test doorstaan!

Hiking met Manolis in Zagoria – de oude bruggen

20160506_091901We hebben afgesproken met Manolis bij de ingang van het dorp Dilofo. Met z’n nordic stick, rugzak en sportieve kledij herkennen we hem meteen. Hij komt naar ons toe en begroet ons vriendelijk. ‘Zijn jullie klaar om te vertrekken?’ We knikken enthousiast. De tocht begint bij het dorpsplein van Dilofo, waar zich in het midden – zoals in zovele Griekse dorpjes – een oude plataan bevindt. Het zijn prachtige bomen die in de hitte van de zomer voor verkoeling zorgen door hun schaduwrijke bladeren. De meeste zijn geplant tijdens de Turkse overheersing. Het was toen de plaats waar de burgers hun belastingen moesten betalen. Aangezien er ook geen straatnamen of nummers zijn, is het tegenwoordig eveneens de plaats waar de postbode heen komt en waar de mensen hun post komen afhalen of hun rekeningen betalen. Rondom de plataan staan terrastafeltjes en kleurrijke bloempotten fleuren het pleintje op. Achter de indrukwekkende plataan staat een al even indrukwekkend gebouw. Het herenhuis ‘Archontiko Makropoulou’ valt voornamelijk op door zijn hoogte. Manolis vertelt ons dat de eigenaar opzettelijk het huis zo hoog liet bouwen zodanig dat zijn vrouw, die afkomstig was van een naburig dorp, vanuit het huis ook haar geliefde dorp kon zien. Het herenhuis kreeg later een nieuwe bestemming en deed dienst als school. Tegenwoordig staat het mooie gebouw echter leeg. Dilofo betekent ‘twee heuvels’, het dorp werd zo genoemd omdat het amfitheatergewijs aan de voet van twee heuvels gebouwd werd. Het is eveneens een prachtig voorbeeld van de typische architectuur van de Zagori met als kenmerkend element de leistenen daken.

Vanaf het dorpsplein lopen we langs een pad een eikenbos in, algauw blijkt dat we in het gezelschap zijn van nog een plaatselijke gids. Ik vraag aan Manolis of het zijn hond is. ‘Nee,’ antwoordt hij, ‘dit is een van de vele honden van het dorp, die hebben geen eigenaar, alleen hun vrijheid. Hij is mij al verschillende keren gevolgd. Het is trouwens een tijdje geleden dat ik hem zag en nu ineens is hij terug.’ ‘Hoe heet hij?’ ‘Pippis’. Deze trouwe viervoeter zou ons de hele tocht lang gezelschap houden, hij bleek ontzettend slim en zorgde er als een echte herdershond voor dat alle schapen bij elkaar bleven. Manolis zette er meteen een goed tempo in, dit was niet even slenteren van dorp naar dorp. Het duurde niet lang of we kwamen het eerste stenen brugje al tegen, de Captain Arkouda brug, net voor het monument ter ere van Giorgos Arkoudas, een verzetstrijder tijdens de Turkse bezetting.

Na een fotostop steken we de weg over en gaan we opnieuw het bos in heuvelopwaarts. De zon schijnt en ik krijg het algauw warm. Vlug drink ik enkele slokken verfrissend water. Op de heuvel komen we een groep mountainbikers tegen. Manolis zegt ons even op kant te gaan. Ik begrijp in geen geval hoe iemand op dit rotsige pad ooit naar beneden kan fietsen, het lijkt mij een gevaarlijke onderneming. Pippis is alweer voorop, hij wacht ongeduldig tot we weer beginnen stappen. Ook voor hem heb ik bewondering, hij is gewond aan één poot, maar loopt gezwind de heuvels op en af op drie poten. Wat verder toont Manolis ons de volgende stenen brug, Plakida genaamd. Deze heeft drie bogen. Er was heel wat vakmanschap vereist om deze bruggen te bouwen. Ze zijn zo mooi dat ze als het ware opgenomen worden in het landschap. Ik denk aan Sicilië, een prachtig eiland, maar waar in tegenstelling tot deze bruggen de viaducten lelijke krassen vormen op het bucolisch schilderij. Aangekomen op de brug, is het opnieuw tijd voor een foto. Pippis is er als de kippen bij om mee te poseren, een waar natuurtalent. Na erover heen te zijn gelopen, gaan we bij de oever van de Vikos rivier zitten. De weerkaatsing van het zonlicht op het smaragdgroene water zorgt voor een perfecte weerspiegeling van de brug. Het is net of ik bevind me in een feeëriek sprookjesbos en verwacht zo om de hoek nimfen te zien verschijnen. Ik zou hier gerust nog een tijdje kunnen zitten, in de stilte van de natuur, kijkend naar de brug en het water. Maar er wachten ons nog enkele pareltjes dus zetten we onze tocht verder.

Onderweg geeft Manolis ook boeiend uitleg over de fauna en flora die we te zien krijgen. Zijn passie voor de natuur komt meteen tot uiting. Zo toont hij ons verschillende soorten wilde orchideeën aan. En ook vertelt hij ons welke dorpen we in de verte zien liggen. Zo kijken we nu uit op het dorp Kipi.  De wandeling gaat verder. Af en toe knoop ik een gesprekje aan met de gids. Zoals zijn naam me al deed vermoeden, is hij afkomstig uit Kreta. Hij vertelt me ook dat hij een huis heeft in het dorpje Dilofo waar we vertrokken en dat hij naast gids ook imker is. Hij is nieuwsgierig hoe we hier in Zagoria terecht gekomen zijn, de meeste toeristen kiezen toch voor de eilanden, voor zon, zee en strand? Hoewel ik ontzettend hou van de eilanden, vind ik deze streek een ware ontdekking. De natuur is hier zo overweldigend mooi, dat ik er dagen na thuiskomst nog aan denk. We wandelen verder naar de Kontodimou brug. Onderweg wijst Manolis nog een soort bloemetjes aan die wanneer je hun wortel in warm water beweegt, de substantie saponine vrijgeven waardoor er een zeepachtig schuim ontstaat. Vroeger gebruikten ze dit om kleren te wassen. Hun Latijnse benaming is Silene Latifolia, White Campion of zoals wij ze noemen nachtkoekoeksbloem. De naam Silene wordt in verband gebracht met de satyr Silenus, leermeester van Dionysos, en ook met het Latijnse woord saliva, afgeleid van het Grieks ‘sialon’. Latifolia betekent ‘met wijde blaadjes’. Naast deze witte variant, bestaat ook die met paarse bloemen. Deze wordt Silene dioica, Red Campion of dagkoekoeksbloem genoemd en scheidt een plakkerige substantie af die de pollen van insecten vangt.  Ik maak me meerdere keren de bedenking hoezeer we zijn vergeten of niet weten welke rijkdom aan producten de natuur bezit. We vervolgen het pad en komen uit bij het dorp Koukouli. Dit traditionele dorp met zijn fonteinen en typische architectuur is de geboorteplaats van Kostas Lazaridis, een wetenschapper wiens befaamde kruidenverzameling tegenwoordig tentoongesteld wordt in het Rizario Museum. Het is er iets drukker, verschillende groepen van wandelaars komen hier langs tijdens hun tocht. Manolis stelt voor om hier nog niet te eten en nog een stukje verder te lopen. Sommigen van ons hebben honger. En moeten dringend naar het toilet. Er zit niets anders op dan gebruik te maken van het vieze openbare toilet. Als een echte waakhond is Pippis ons stiekem gevolgd en houdt bij de ingang de wacht tot we klaar zijn. Ik geef hem een aai, wat een lieve hond. We gaan verder, Manolis moet inmiddels begrepen hebben dat we aan de lunch toe zijn, en toont ons een rustig plekje aan waar we kunnen pick-nicken. Gelukkig kunnen we schuilen onder het houten afdak want het begint even te druppelen. We halen onze broodjes lunch die Rita bereid heeft tevoorschijn, dit zal smaken! Ook Pippis wacht geduldig op de restjes. Na de lunch trekken we de weide in en volgen een stenen pad dat omzoomd door halfhoge struiken tussen twee bergflanken loopt. We komen uit bij de Misiou brug. Naast uitleg over fauna en flora, krijgen we van Manolis ook geologische informatie. Hij legt ons uit hoe bepaalde rotsformaties tot stand zijn gekomen, wat de verschillende kleurlagen of de afzettingen op de rotsen betekenen.

We gaan verder en volgen het pad door het bos. Door de nabijheid van de rivier is het pad drassig. Ineens houdt Manolis halt. ‘Kijk hier!’ roept hij uit. We kijken verstomd naar de afdruk in de modder. ‘Dit is de afdruk van een berenpoot!’. Ik kijk hem bevreesd aan. ‘Van een berenpoot?’ stamel ik. ‘Het is nog een verse afdruk’, voegt hij eraan toe. Ik begin onrustig de struiken rondom af te speuren met mijn blik. Dat er in dit gebied bruine beren voorkomen, wist ik, maar niet dat ze hier langs dit wandelpad zouden komen. Ineens begint Pippis onophoudelijk te blaffen. Ik denk meteen aan het verhaal van Lena, die ons na de kaasworkshop vertelde, dat ze ooit een beer tegenkwam en toen geluk had dat ze een hond mee had. Meestal begint die dan hard te blaffen en gaat de beer weg. Geritsel in de struiken, Pippis verdwijnt blaffend het struikgewas in. Een beer, denk ik, er is een beer! Iedereen staat gespannen te kijken. Ineens komt vanuit de struiken een wilde koe tevoorschijn. Ik haal opgelucht adem. Pippis komt uitgelaten langs mijn voeten gerend. ‘Bravo Pippi!’ roep ik hem enthousiast toe en aai hem opnieuw over z’n kop. Hij lijkt me te begrijpen. Manolis kijkt me glimlachend aan. Bekomen van dit kleine avontuur vervolgen we onze tocht naar de laatste brug van vandaag, de Kokori brug.IMG_20160506_135531-EFFECTSHoewel ze langs de weg ligt en er auto’s passeren, vind ik het één van de mooiste. De stenen van deze bruggen zijn robuust en verweerd. Pippis komt gewillig naast me zitten en poseert nog een laatste keer. Na ons gaat een ouder koppel foto’s nemen op de brug. De tocht zit erop en we keren te voet terug naar Dilofo, het dorp waar we zijn vertrokken. We volgen een stuk langs de autoweg, waarna we weer de beboste heuvel op gaan. Onze trouwe hond blijft zitten bij de parking, misschien hopend op een nieuwe groep wandelaars. We roepen hem na, maar verstard blijft hij zitten. Het is warm geworden en moeizaam klauter ik de heuvel op. Dan ineens duikt Pippis naast me op. Ik kijk hem aan. Samen naar het dorp? Moe maar voldaan, kijken we uit over de leistenen daken van Dilofo.