De Sporaden – Skiathos

Het is ochtend in de haven van Volos. De zon schijnt. Vandaag nemen we de boot naar het eiland Skiathos dat ten noorden van Athene in de Egeïsche Zee ligt. De ijzeren laadklep klapt open en schuift over de kade, waarna de bemanning van het schip de koorden losmaakt om voetgangers en auto’s binnen te laten. We laten onze bagage achter in het ruim en gaan zitten op een van de witte banken op het dek. Even later klinkt een vrouwenstem door de luidsprekers. Ze geeft ons enkele veiligheidswaarschuwingen, eerst in het Grieks dan in het Engels.

De boot glijdt zacht de haven uit. De reis begint. Niets mooier dan varen in Griekenland, de zon en de wind voelen, het landschap uit het zicht zien verdwijnen, de zee ruiken, de geur van de boot, Grieken die eindelijk ook eens niet praten, die gebogen over de reling of zittend op een bank met het rietje in hun mond slurpen van hun frappé en net als ik staren naar de horizon. De wind neemt mijn gedachten mee en mijn hoofd wordt leeg. Het zachte deinen maakt mijn lichaam rustig en het duurt niet lang of ik val in slaap. Wanneer ik mijn ogen open, zie ik dat we een klein groen eiland naderen. Ik zie witte huizen met rode daken en vissersboten die aangemeerd liggen bij de kade. Elk eiland is anders. Heeft zijn eigen karakteristieken. En daarom ben ik telkens weer benieuwd. Alsof het om een nieuwe ontmoeting gaat, een nieuw avontuur. De Griekse stem die opnieuw door de luidsprekers klinkt bedankt ons om gekozen te hebben voor Hellenic Seaways en wenst ons een goed verblijf. We gaan de trappen naar beneden om onze bagage te halen in de laadruimte. Dan gaat de buik van de boot weer open en zetten we voet aan wal op Skiathos.

De sfeer van een eiland is altijd helemaal anders dan die van een stad. Alsof de wereld nog net iets trager gaat, de zon nog net iets warmer schijnt en de dagelijkse beslommeringen nog net iets verder weg lijken. Alsof ze tegenwind vangen en het daardoor moeilijk voor hen is mee de zee over te steken. We gaan zitten op één van de terassen aan de haven en bestellen een freddo en ontbijt. Ik zak weg in de witte kussens en geniet. Een hele dag zou ik hier kunnen doorbrengen. Niets doen en turen naar de zee. Naar de Grieken die voorbijzoemen op hun scooters met aan beide handvaten of tussen hun voeten witte plastic zakken met boodschappen. Naar de toeristen die flaneren langs de kade. Naar de obers die opdienen en afruimen. Naar Griekse katten die genesteld op een stoelkussen nog het meest van al de kunst van ataraxie lijken te beheersen, tenzij er ergens vis wordt geserveerd. Mijn reisgenoot haalt me uit mijn mijmering. ‘Zullen we de huurauto reserveren?’ Ik knik. Het kantoor ligt achter het caféterras dus blijf ik bij de bagage zitten, terwijl hij de papieren gaat invullen. Even later zitten we in de auto op weg naar ons verblijf.

We volgen de hoofdweg langs de zee. Er zijn niet zoveel wegen dus echt verloren rijden, kan je hier niet maar voor we het weten zijn we toch voorbij gereden. Toegegeven, ik ben geen uitmuntende kaartlezer, maar zonder duidelijk bord langs de weg valt het ook niet echt op. Ineens herken ik een strand op de kaart waar we devolgende dag heen willen, maar dat een stuk verder ligt dan het verblijf. We maken rechtsomkeer en na tien minuten rijden, vinden we Paris House toch. We worden vriendelijk onthaald en begeleid naar onze studio. Er is een mooie tuin en vooraan is er een taverne.

Tegen de avond keren we terug naar de haven. Het stadje is erg gezellig. We wandelen langs taverna’s, barretjes en winkels met souvenirs. Het is heel wat drukker dan daarnet. We volgen enkele kleine straatjes en komen uit op een mooi binnenplein. ‘Zullen we hier eten?’ vraag ik. De ober die ons heeft zien staan, komt snel naar ons toe. ‘Kan ik jullie helpen?’ We geven aan dat we willen eten waarna hij ons meeneemt naar een tafeltje waar een fuschiakleurige bougainville naast groeit. De geur die uit de keuken komt, doet je honger krijgen.

Taverne Mouria bevindt zich in één van de oudste huizen van Skiathos. De Griekse schrijver Alexandros Papadiamantis kwam hier vroeger vaak aan een tafeltje zitten om te schrijven terwijl hij zijn geliefde ‘mosxato’ wijn dronk. Dat vertelt de vriendelijke ober ons wanneer hij hun zelfgemaakte witte huiswijn komt uitschenken. Ik voel mij meteen op mijn plek. De schorpioenvis die we hebben besteld, komt op z’n geheel met kop en stekels. Hij vraagt of we willen dat hij hem fileert. ‘Het lukt wel.’ antwoord ik. Zo moet je ze eten. Vers gevangen die dag, gebakken op de grill en met niets anders geserveerd dan een schijfje citroen. De schorpioenvis heeft stevig wit vlees en smaakt heerlijk. Wanneer de ober de borden komt afruimen, blijven enkel de graten over. De katten kijken ons misnoegd aan en vertrekken teleurgesteld naar een andere tafel in de hoop daar een restje te bemachtigen. Ze springen niet op je schoot, ze miauwen of klauwen niet maar kijken je aan met een blik die het grootste medelijden opwekt. Naast ervaren filosofen zijn het ook schitterende acteurs.  ‘Ik zie dat jullie kenners zijn.’ zegt hij. ‘Sommigen laten een halve vis liggen omdat ze niet weten hoe hem te fileren.’ Ik glimlach omwille van het compliment.

Devolgende dag rijden we richting ‘Kastro’, een restant van een Middeleeuws kasteel uit de 14e eeuw in het noordoosten van het eiland. Het is nog vroeg in de ochtend wanneer we aankomen. We zijn met de auto gereden tot waar de weg ophoudt. Van hier begint een aarden weg die door een pijnboombos loopt. Gelukkig staan er peilen want het Kastro is van hier niet te zien en je zou al snel denken dat je de verkeerde richting opgaat. Omdat we niet zeker zijn of we verder kunnen rijden, laten we de auto achter. Na een stuk door het bos gelopen te zijn, verandert het aarden weggetje in een geplaveid pad. Omdat het nog zo vroeg is, zijn we hier alleen. We lopen niet meer in de schaduw van de pijnbomen en de zon brandt al fel. Gelukkig hebben we water bij. Na zo’n twintig minuten afdalen, zien we in de verte de rots verschijnen met het Kastro. De hemel is blauw met slechts enkele witte wattenwolken die zo dichtbij lijken dat ik geneigd ben mijn hand uit te steken om ze aan te raken. Het geplaveide pad houdt opnieuw op. Om het Kastro te beklimmen moet je langs een aarden paadje met losse stenen. Langs de rand groeien prachtige distels met paarse bloemen en bij de struiken met gele bloemen zit het vol citroenvlindertjes. Behalve de wind is het stil. Achter de steile rotsen beneden verschijnt een strand dat er verlaten bij ligt.

Om zich te beschermen tegen de aanvallen van de barbaren verlieten de inwoners van Skiathos de Byzantijnse hoofdstad die nu Skiathos-stad is en bouwden ze het Kastro dat door zijn natuurlijke ligging op de rots veel gemakkelijker te verdedigen was. Het kasteel was enkel te bereiken via een houten ophaalbrug. Binnen de omringende muren stonden er vierhonderd huisjes, waren er wel twintig kerken en beschikten ze over watertanks met drinkbaar water. Tijdens de Turkse bezetting werd er ook een moskee gebouwd. Bij de ingang stond er een enorme ketel met hete olie die ze over mogelijke indringers goten en in de toren stond ook een kanon. Uiteindelijk keerden de overgebleven inwoners in 1829 terug naar Skiathos. Wat ze konden recuperen aan materialen namen ze mee.

We klimmen tussen de rotsen terug en volgen het pad. Mijn voeten zweten en glijden in mijn teenslippers. Het duurt niet lang of mijn huid schuurt open. Altijd handig om sportschoenen mee te nemen en ze dan in de auto te laten staan. Er is een lading toeristen toegekomen die zich nu een weg naar het kasteel proberen banen. Omdat het zo smal is, moet één van beiden steeds opzij. Het is nog warmer dan daarstraks en ik heb vreselijke dorst. Onze waterflessen zijn leeg. Terug op het geplaveide pad zoek ik zoveel mogelijk het klein streepje schaduw op van de pijnbomen. Ik weet dat het nog een heel stuk terug is en mijn open blein brandt. ‘Straks ontsmetten.’ zegt mijn reisgezel bezorgd. ‘Straks de zee in!’ antwoord ik hem. ‘Het zout zal de wonde snel genezen.’

Na tien minuten stappen zie ik een soort barakje afgezet met een rieten omheining en omringd met roze oleanders. Er staan blauwe tafels met witte stoelen en enkele bankjes. Wanneer ik het handgeschreven bord zie met ‘ouzo – water – softdrinks’ hou ik onmiddellijk halt. Ik hoor gerommel binnenin maar zie eerst niemand. We gaan toch zitten. Dan komt een vrouw buiten. Ze begroet ons, vraagt wat we willen drinken en gaat daarna onverstoord verder met de bloemen water te geven. Omdat de straal van de tuinslang overal heen spuit, worden ook de stoelen nat. Er komt een Engels koppel binnen. Ze willen gaan zitten op de natte stoelen, maar de vrouw grijpt net op tijd in. Ze bestellen bier. Hij heeft een grote buik en is roodverbrand. Zij heeft wild golvend bond haar. Terwijl we allen wachten op drank, bestudeert zij de kaart van het eiland en overlegt met haar man wat ze hierna willen bezoeken. Het ergert mij dat de vrouw eerst de bloemen water geeft want het lijkt mij dat ik meer dorst heb. Wanneer ze eindelijk komt met mijn versgeperste fruitsap zuig ik het glas bijna in een keer leeg. We blijven even zitten op dit gezellige terrasje in de koelte van de schaduw en vervolgen dan de tocht naar de plek waar we de auto achterlieten. Tegenover het barretje bleek nog een parking te zijn. Je kon dus eigenlijk nog veel dichter rijden. Op het moment dat we door het pijnbos lopen, komt een auto ons tegemoet gereden. Hij doet de droge aarde opwaaien in een bruine stofwolk. De bestuurder draait z’n raampje naar beneden en vraagt of het mogelijk is om verder te rijden. We zeggen hem dat het geen probleem is.

Ik heb gelezen dat de stranden aan de noordkust van Skiathos nog ongerept zijn en dus wil ik er heel graag één bezoeken. Alleen is het moeilijk er te geraken omdat er langs deze kant van het eiland weinig verharde wegen zijn. Tussen een veld met olijfbomen zien we dat er een weg naar beneden loopt en in de buurt ervan staat ook een pijl met ‘beach’ erop. Beneden schittert inderdaad een turkooisblauwe zee. In mijn enthousiasme overtuig ik mijn reisgenoot om het pad op te gaan. ‘Ben je zeker?’ vraagt hij meewarig. Het eerste stuk lukt vrij goed. We rijden met een slakkengangetje over het hobbelige pad naar beneden. Maar hoe verder we rijden hoe minder pad erover blijft tot er uiteindelijk alleen nog stenen en verdord gras overschieten. ‘Wat nu?’ Ik stap uit. ‘Ik ga kijken!’ Ik wil zo graag bij het strand geraken, maar het pad lijkt er verder niet beter op te worden. Dit kan onze kleine huurauto niet aan. Teleurgesteld stap ik weer in. Traag hobbelend over de keien keren we terug naar de verharde weg. Niet veel verder komen we een restaurant tegen en gezien het toch al middag is besluiten we te stoppen. We krijgen een tafeltje op het balkon vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de zee. Ik heb het wat frisjes en trek mijn pull aan. Even later komen ook de Engelsen die we eerder in het barretje zagen toe. Ik bestel ‘gemista’, gevulde groenten. Ze zijn perfect klaargemaakt. Onder ons zie ik een moestuin die vol staat met pepers en tomaten. Verser dan dit kan niet. 

Skiathos heeft heel wat mooie stranden. We kiezen Koukounaries, wat dennenappels betekent, eruit omdat het zo geprezen wordt om zijn goudgele zand, het kristalheldere water en zijn groene pijnbomen die het strand omzomen. Het bos vormt samen met het zoetwatermeer Strofylia een beschermd natuurgebied en is een trekpleister voor heel wat vogels.

Het eiland is klein en na een half uurtje rijden, zijn we al op bestemming. We parkeren de auto onder de schaduw van een boom en pakken onze strandspullen eruit. Zoals ik had verwacht is het vrij druk, maar gelukkig is het al late namiddag waardoor sommigen al naar hun hotel terugkeren om zich klaar te maken voor het avondeten en vinden we nog een vrije strandstoel. Het zand voelt heerlijk zacht, het water is niet te koud en de zon geeft juist genoeg warmte. Wanneer de zon wegzakt en mijn ligbed in de schaduw komt te liggen, rapen we onze spullen terug bij elkaar.

’s Avonds gaan we nog een cocktail drinken bij de haven in Skiathos-stad. Aan de kade tegenover ons liggen toeristenboten met grote posters die excursies aankondigen. De meeste bieden de trip aan naar de plek waar er gefilmd werd voor ‘Mamma Mia’. Voorbijgangers worden prompt aangeklampt door een verkoopster die ernaast staat. Als ze geen interesse tonen voor de musical dan kunnen ze ook nog altijd naar het prachtige strand ‘Lalaria’ waar je enkel en alleen met de boot kan komen. Er liggen ook heel wat dure yachten in de haven. Vrouwen die eruit zien als Paris Hilton komen ’s avonds van boord en gaan op hoge hakken en doorzichtige jurken naar trendy cocktail bars om vertier op te zoeken. Hun mannen dragen gouden kettingen en witte broeken. Ik hou niet zo van die mondaine wereld, maar het is wel leuk om naar te kijken. Eén cocktail lang. Langer hoeft het niet.

De volgende ochtend stel ik voor om koffie te gaan drinken aan het strand tegenover ons verblijf. Het heeft net zo’n goudgeel zand als dat van Koukounaries, alleen komen de pijnbomen hier niet zo dichtbij het strand. Het is nog vroeg en er is weinig volk. Koffie drinken, de zon voelen en over de zee uit staren. Er is geen heerlijker manier om wakker te worden!